Ondanks de welvarende scheepvaart op Terschelling, hielden de meeste eilanders er een nogal sobere leefstijl op na. Dit is goed terug te zien in de Terschellinger klederdracht die volksdansers als kostuum mogen dragen.
Vrouwendracht
Voor vrouwen is de dracht heel degelijk: simpele snit, eenvoudige kleuren en amper opsmuk. Het uitvoerige kostuum bestaat uit een zwarte kap, een ‘mutske’ van wit kant, een jak, een zware bovenrok van zwarte wol, een buus, een onderrok, een scholdoek, een omslagdoek, ondoorschijnende zwarte kousen en gepoetste zwarte schoenen. Alle volksdansers dienen zich te houden aan strikte regels en kledingvoorschriften. Zo moet het jak van een goedgekeurde stof zijn, op exact zeven centimeter van de vloer hangen en mogen de enkels niet zichtbaar zijn. Versierselen zijn niet toegestaan, met uitzondering van ‘slot en kralen’: een halssnoer van bloedkoralen, gitten of granaten met een gouden of zilveren slot.
Mannendracht
Hoewel er nooit een specifieke mannendracht is geweest, heeft de Terschellinger volksdansvereniging in de jaren zestig een kostuum samengesteld dat gebaseerd is op de uitgaansdracht van een kapitein uit circa 1860. Dit kostuum bestaat uit een blauw, grijs of zwart pak met een klepbroek, vestje, strikje, wit overhemd, zwarte pet, zakdoek, effen zwarte veterschoenen en sokken in dezelfde kleur als het pak.